10 Daagse Veldtocht.
De 10 Daagse Veldtocht tussen het Nederlandse leger van koning Wilhelm I en de nieuwe Belgische strijdkrachten begint op 2 augustus 1831 (en duurt tot 12 augustus 1831) wanneer op Nieuwkerk tussen Poppel en Goirle de legers van Koning Willem I der Nederlanden de grens overtrokken om de “Belgische Opstand” te onderdrukken.
Hoewel die opzet in eerste instantie slaagde, verkreeg België zijn soevereiniteit door de dreiging van Franse militaire steun.
Om half acht ‘s morgens werd de grens te Poppel door de Nederlanders overschreden. Bij het gehucht Nieuwkerk vond een eerste kleine schermutseling plaats. De compagnie Vrijwillige Jagers van de Utrechtse studenten deed het verhaal als volgt:
… Juichend trokken zij de grenzen over, en het vaderlandsche Wilhelmus klonk voor het eerst weder op de bodem des oproers. Reeds voor Poppel kwam hun geliefde bevelhebber, de Hertog van Saxe-Weimar hen tegemoet … Des middags kwamen de beide Prinsen door. De Prins van Oranje betuigde de Jagers, die de wacht hadden, hoe Hij, met Gods hulp, de zege hoopte te behalen. Het was de eerste maal, dat zij in Hem hunnen Opperbevelhebber begroetten …
Voorgeschiedenis
Voor 1815
Op 1 oktober 1795 kwam de annexatie van de Belgische Nederlanden bij Frankrijk en waren de Turnhoutenaars Fransen.
Ten noorden van de grens functioneerde de Bataafse Republiek, eerst onder stadhouder Willem V, dan onder Lodewijk Napoleon, koning van Holland. In de 18e eeuw had Engeland de verbinding Nederland-België niet toegelaten, uit vrees dat de handelsconcurrent te machtig zou worden. De Napoleontische oorlogen veranderden de situatie. Na de Franse tegenslagen in Rusland en te Leipzig, trokken de geallieerden tegen Napoleon op. Door 's Gravenhage tot hogere overheid uitgeroepen, zette Willem I op 30 november 1813 te Scheveningen voet aan wal. De band tussen Nederland en Oranje was hersteld. Op 2 december 1813 was Willem I souverein vorst der Verenigde Nederlanden geworden. In februari 1814 werd Brussel bevrijd. Op 5 mei 1814 was gans België in geallieerde handen gekomen.
De omgeving van Willem I was zeer in de weer voor een volledige aansluiting van België bij Nederland, waarvan het protocol op 21 juni 1814 door de mogendheden werd ondertekend. Ze hadden de Fransen kleingekregen en besloten een dam aan de noordkant op te werpen. Op 31 juli 1814 nam Willem het bestuur over de Zuidelijke Nederlanden van de geallieerden over en op 16 maart 1815 werd Willem koning van de Nederlanden, bevestigd door het Congres van Wenen op 9 juni 1815. In het zuiden veranderde men voor de zevende keer op 25 jaar min of meer van nationaliteit. Ondertussen was Napoleon aan een nieuw avontuur begonnen. Het werd een gaan en komen van vreemde troepen. De nieuwe natie (Belgen en Nederlanders onder leiding van de latere Willem II) participeerde aan de geallieerde overwinning te Waterloo op 18 juni 1815. Op 21 september 1815 werd Willem I ingehuldigd. Vermits hij in 1815 ook ten persoonlijke titel Luxemburg kreeg, werd toen reeds de latere Benelux in bepaalde vorm samengebracht.
Ravels kamp herbergt 10.000 manschappen.
Tijdens de vijftien jaar van zijn bewind zou Willem I regelmatig in de garnizoensstad Turnhout komen. Dit had te maken met Ravelskamp, een militair oefenplein dat nog steeds deze naam draagt in onze gemeente. Een eerste maal kwam Willem I er op 12 juli 1819. Zoals steeds bij dergelijke plechtigheden werd aan de armen bier geschonken. In de stad wapperden oranje vlaggen en op het verlicht stadhuis was een bal waar drie muzikanten onder leiding van Thomas Handelhof speelden. Twee jaar later werd de koning bij een nieuwe inspectie opnieuw hartelijk ontvangen. Hij was vergezeld van een groot gevolg, waarbij zijn zoon, de prins van Oranje. 's Avonds werd een plechtig bal op het Turnhoutse stadhuis gehouden. In 1823 was de koning opnieuw in de stad. Op 2 en 12 oktober woonde hij oefeningen bij in het kamp. Er was een groenten- en aardappelmarkt. De burgers van Ravels en Turnhout kregen, volgens mededeling van de burgemeester van 14 september 1826, alle protectie en de zekerheid dat niet verkochte waren mee terug naar huis mochten genomen worden. Wel werd op 27 april 1830 aan kooplieden en herbergiers verboden om buiten weten van de kapitein krediet te verlenen aan soldaten en onderofficieren.
De levering van levensmiddelen, stro en brandhout ten behoeve van de troepen die tussen 1 september en 8 oktober 1827 aanwezig waren, werd in het gouvernementsgebouw openbaar aanbesteed. Vanaf 14 juli lagen de voorwaarden ter inzage op het stadhuis. Op 1 september waren troepen van Brussel en de provincies gekomen. Belangrijke voorbereidingen waren reeds begonnen vanaf de maand augustus. 150 infanteristen waren dag na dag bezig geweest met het nivelleren van het terrein, het plaatsen van de keuken enz.
De bewoners van de omgeving richtten houten lokalen op. Het kamp was samengesteld uit de 6e, 15e, 16e en 17e infanteriedivisie, een huzarenregiment, een regiment dragonders, een batterij voetvolkartillerie. In totaal waren er ongeveer 10.000 mannen. Het oppercommando lag in handen van prins Frederik der Nederlanden. Onder hem commandeerde de luitenant-generaal Berens. De infanterie stond onder bevel van de generaal-majoor de hertog van Saksen-Weimar, de cavalerie onder generaal-majoor Boreel, de huzaren onder kolonel van Balveren, de dragonders onder kolonel Hoynck van Papendrecht. Een deel van de cavalerie was ingekwartierd. In Brussel kwam geregeld nieuws dat er oefeningen plaatsvonden in het kamp. De troepen waren in goede conditie en elke morgen na de bedeling van de etenswaren gaf men hun een glas Schiedammer jenever per soldaat. Er heerste een goede wederzijdse verstandhouding. Elke dag bij zonsopgang bulderde een kanon elkeen wakker. Men sloeg op de trom en blies de trompet.
Op zondag 16 september stelde men zich in het midden tussen de tenten op. Het uur van de respectieve erediensten was aangebroken. Een alles dominerende barak was de katholieke kapel. De aalmoezenier van het 'groot commando' hield er een welsprekend sermoen over militaire gehoorzaamheid in het Frans. Het bleek dat de grote meerderheid van de aanwezigen deze taal wel en velen het Nederlands niet machtig waren. Op hetzelfde uur woonden de algemene kampcommandant en de protestanten een eredienst bij in een ander meer centraal gelegen lokaal. Muziek en tamboergeroffel begeleidden de diensten. De 17e september inspecteerde de hertog van Saksen-Weimar de troepen. Na de oefeningen defileerden de divisies voor de hertog en daarbij was een grote massa toeschouwers. Duizenden kijkers woonden ook de grote maneuvers van 26 september bij onder het bevel van Prins Frederik, van 10 uur 's morgens tot 3 uur 's middags. Op 28 september hadden schietoefeningen plaats. Op 3 oktober kwam ook de prins van Oranje in het kamp. De oefeningen te Ravels duurden tot 7 oktober. Vanaf 8 oktober verlieten de troepen het kamp; ze begaven zich via Antwerpen met stoomschepen naar Vlaanderen. Tegelijkertijd passeerde koning Willem I met zijn schip 'De Leeuw' de Antwerpse haven op weg naar 's-Gravenhage.
De massale desertie van de Zuid-Nederlandse soldaten tijdens de Belgische Opstand had koning Willem verbijsterd en had tot demoralisatie bij de Noord-Nederlanders geleid, zodat het revolutionaire bewind snel zijn gezag over vrijwel het gehele zuiden van het koninkrijk kon vestigen. Toen er echter tussen “Hollanders” en “Belgen” onenigheid rees over de boedelscheiding, besloot koning Willem nogmaals te proberen om met wapengeweld zijn gezag en de driegende verloren greep op het Belgische grondgebied te herstellen.
Hij koesterde daarbij hoop op ruggensteun van Pruisen en Rusland, die echter zou uitblijven vanwege de Poolse Novemberopstand van 1830.
Vanwege het gemak waarmee zij in 1830 de “Hollandse” troepen (die overigens voor bijna twee derde deel uit “Belgen” hadden bestaan) hadden verdreven, waren de leiders van de Belgische Opstand al te overmoedig geworden, zodat zij geen rekening hielden met de mogelijkheid van een serieuze “Hollandse” aanval en verzuimden een behoorlijke legermacht op te bouwen.
Veel Noord-Nederlandse protestanten waren eigenlijk wel tevreden met de afscheiding van België omdat in hun kleine rest-vaderland de protestantse suprematie gemakkelijker gewaarborgd kon blijven. Veel katholieke Noord-Nederlanders betreurden de afscheiding om diezelfde reden. Koning Willem was echter onverzoenlijk. De publieke opinie van Noord-Nederland beschouwde de nederlaag die het Nederlandse leger tijdens de opstand geleden had tegen de Belgische rebellen wel als een nationale schande, die gewroken moest worden. De koning vond dus gemakkelijk vrijwilligers om zijn sterk uitgedunde leger weer mee aan te vullen. De benoeming van Leopold van Saksen-Coburg door het Nationaal Congres tot koning der Belgen was voor koning Willem reden om niet langer te wachten met militair ingrijpen. Hij wilde verhinderen dat de nieuwe Belgische monarch daadwerkelijk zijn macht zou vestigen.
De Veldtocht
Doortocht van de Nederlandse troepen te Poppel, augustus 1831. Uit: Utrechtsche Studentenalmanak voor het jaar 1832 (coll. RHC Tilburg)
In de vroege ochtend van 2 augustus 1831 trokken de Nederlanders de Noord-Brabantse grens bij Poppel over met drie Nederlandse divisies onder leiding van de Prins van Oranje..
Verschillende Nederlandse studentencompagnieën ondersteunden het leger van de Oranjes. Bij de Belgen was de troepenconcentratie bij de grens niet onopgemerkt gebleven en verschillende wegen waren door hen onbegaanbaar gemaakt door het omkappen van bomen. Bij Nieuwkerk vonden de eerste gevechten plaats. Opperbevelhebber de prins van Oranje, de latere koning Willem II arriveerde die middag in de buurt van Poppel om de vrijwillige Utrechtse studenten een hart onder de riem te steken. Ondertussen viel Zondereigen in Nederlandse handen onder leiding van generaal Josephus Jacobus van Geen en 400 Belgen werden naar Merksplas teruggedreven. In Poppel plunderden de Nederlanders voor circa 4500 gulden aan brood, wapens en geld.
De prins van Oranje voert het Nederlandse leger aan in de Slag bij Ravels op 3 augustus 1831.
In een proclamatie werd naar buiten gebracht dat de veldtocht geen wraak was tegen het verstoten van de Oranjes van de Belgische troon, nu deze enkele dagen eerder door koning Leopold was bestegen. Er zou slechts de Nederlandse eis worden onderstreept, die een eerlijkere scheiding voorstond.
“Te Poppel vereenigde de Compagnie zich met de divisie, welke des morgens uit het Kamp bij Rijen was opgebroken. Aan dezelfden waren 2 eskadrons lansiers toegevoegd. De 2e brigade, welke toevallig op de belangrijkste dagen voormarcheerde had haar hoofdkwartier te Weelde gevestigd. De 1e brigade lag op eene linie tusschen Welde en Poppel, terwijl de Jagers met één eskadron Lansiers en de batterij der divisie bij het hoofdkwartier geplaatst werden…..”
Ook toenmalig pastoor Van Mechelen schreef zijn relaas neer van de gebeurtenissen in Ravels:
“Op 2 Augustus 1831 vond om 9 uur ’s morgens een eerste schermutseling plaats in de Peel, halverwege Raevels Dorp en Raevels Eel. Veel Hollanders vielen en werden begraven op een akker nevens de pastorij. De Belgische strijders moesten echter wijken voor de Hollandse overmacht zodat de Hollanders de pastorij konden innemen.”
“E.H. Aerts, ook pastoor had zich op de pastorij verborgen gehouden. De pastorij was toevertrouwd aan een zekere Jan Moonen, een timmerman die werd ontdekt door de Hollanders en zwaar mishandeld, gestampt en onder een ingemaakt bed werd gestoken. Geheel het huis werd geplunderd en slechts een enkele flesch wijn ontsnapte aan de plundering. Deze flesch wijn werd lange tijd later nog als een gedenkenis op de Raevelsche partorij bewaard. Op de gevels en muren bemerkt men nog de sporen der kogels. Wanneer er niets meer te verwoesten was trokken de Hollanders verder, maar doodden dichtbij de pastorij nog ene Norbert Ansems, oud 51 jaren, weduwnaar van Anna Catharina Lonius en familielid van den heer schepene van Turnhout die zijn vaderlandsche gevoelens wat te onvoorzichtig had geuit. De E.H. pastoor Aerts, nog steeds verstoken op een kleine zolderkamer zag de Hollanders heengaan. Een soldaat keerde zich nog om en wees naar het vensterke waar de E.H. zich bevond en wilde wederkeren. Zijn overste gebood hem echter verder te gaan en zo ontsnapte de E.H. pastoor, op wien zij’t gemunt hadden als een gekende vaderlander.
“De Hollanders plunderden alle hoven war zij bevonden dat manvolk afwezig was, met recht misschien meenden zij dat de afwezigen zich onder de rangen der Belgische strijdkrachten bevonden. Rond 3 uur ’s namiddags had nog een gevecht plaats op de Kerkakker in Raevelsch Dorp, een plaats gelegen tussen de kerktoren en het gehucht Gilseinde. De kerktoren, gevels der bijstaande huizen, allen dragen nog de teekens van de koogelschoten."
Op 3 augustus maakten 11.000 man zich op de Ravelse heide klaar voor een aanval op Turnhout onder leiding van generaal Saksen-Weimar. De divisie van Van Geen deed voorkomen alsof het zou oprukken naar Antwerpen, maar zou via het westen de stad aanvallen. Twee stukken Belgisch geschut werden spoedig door de artillerie van de Nederlanders het zwijgen opgelegd. Na een gevecht vluchtten de Belgen halsoverkop Turnhout uit. Veel wapens van de burgerwacht moesten achtergelaten worden door transportproblemen. Slechts een enkele soldaat onder commando van luitenant Balfour bleef achter om nog een enkel schot te lossen. Al spoedig ging de burgemeester Van Lieshout in onderhandeling tot overgave. Deze had al aan Niellon te kennen gegeven dat hij te weinig manschappen had om de stad te verdedigen.
De eerste divisie nam de weg Turnhout/Antwerpen en stationeerde zich in Vosselaar, de tweede divisie bezette Turnhout; de derde divisie, onder generaal Meyer, legerde in de dorpen Arendonk en Retie.
Op 8 augustus versloegen de Nederlanders het Maasleger onder Daine bij Hasselt en op 11 augustus werd ook de voorhoede van het Scheldeleger bij Boutersem verslagen. Toen de Belgen op 12 augustus ook de Slag bij Leuven dreigden te verliezen, leek het jonge koninkrijk verloren. Zonder toestemming van de beide Kamers zou het Franse leger niet te hulp mogen komen; artikel 121 van de Grondwet liet de aanwezigheid van vreemde troepen slechts toe krachtens de wet. Toch besloot de regering al op 8 augustus de grens voor de Fransen open te stellen. Een dag later zette maarschalk Gérard zich met zijn ongeveer 70.000 soldaten sterk leger in beweging.
De Fransen konden dit zonder problemen doen, omdat Pruisen zonder Russische dekking geen steun aan de Nederlanders wilde verlenen. De Russische tsaar kon immers geen hulp verlenen, vanwege de Poolse opstand. Lodewijk Fillips zou hoogstwaarschijnlijk teruggeschrokken zijn voor het vooruitzicht van een algemene, Europese oorlog.
De prins van Oranje wilde echter voorkomen dat er gevechten zouden plaatsvinden met de Fransen en na interventie van de Engelse minister werd op 12 augustus al een wapenstilstand gesloten. De laatste Nederlandse regeringstroepen trokken zich op 20 augustus terug uit België maar behielden een voet in Antwerpen.
Op 20 augustus schreef prins Willem vanuit Eindhoven aan zijn vader:
… Ik heb de eer Uwe Majesteit te berigten, dat ik gisteren, den 19 dezer, mijn Hoofdkwartier alhier heb gevestigd. Uwer Majesteits troepen zijn heden allen in Noord-Braband terug gekeerd, en morgen den 21 zullen zij weder hunnen kantonnementen betrekken, op de volgende wijze: De eerste divisie zal het Hoofdkwartier te Breda vestigen en de dorpen in de omstreken bezetten. De derde divisie te Eindhoven en in de naburige dorpen. De eerste brigade Kavallerie vestigd zich te Oosterhout. De tweede brigade te Eindhoven en omstreken. De divisie Infanterie, onder bevel van den Luitenant Generaal Cort Heyligers, zal zich te St. Oedenrode en in de omstreken vestigen. Ik denk mijn eigen Hoofdkwartier te Tilburg te vestigen. Ik vlei mij, dat het Uwer Majesteit aangenaam zal wezen te vernemen, dat ik gisteren van den Luitenant Generaal uit Turnhout berigt heb ontvangen, dat hij aldaar eenen aide-camp van de Maarschalk Gerard, vergezeld van een Belgisch Officier, ontmoet heeft, aan wien door den Maarschalk de last was opgedragen, om toe te zien, dat, ingeval aldaar of in de nabijheid eenige Belgische troepen werden verwijderd, en alle mogelijke aanraking tusschen onze en hunne troepen voorgekomen. Ik zie hieruit een nieuw blijk van de vredelievende gezindheid des Franschen Maarschalks ten onze opzigte …
bron: www.historietilburg.nl