Het doel van de oppositie is om oppositie te voeren, dat hebben we de laatste weken precies meer gehoord.
Maandagavond werd druk gedebatteerd in de raadzaal van het gemeentehuis naar aanleiding van de te nemen beslissing over de definitieve onteigening van de militaire hallen in het voordeel van de gemeente. Iedereen was het er wel over eens dat de hallen een ongekende opportuniteit zouden kunnen bieden voor het lokale ondernemings- en verenigingsleven mits het RUP in die zin kan worden opgemaakt en daar wringt het schoentje bij de oppositie.
Standpunt gemeente Ravels
De gemeente stelt het volgende : “Het RUP dat dank zij het delegatiebesluit van NV-A minister Muyters door de gemeente kan worden opgemaakt na de onteigening moet ervoor zorgen dat er optimale mogelijkheden in het RUP worden verwerkt in overeenstemming met de adviezen die worden opgelegd door ondermeer mobiliteit, bosbeheer en andere instanties. Daarom is het zo belangrijk dat de gemeente dan mee de agenda van dit RUP kan bepalen.”
“Het is absurd om aan te nemen dat de gemeente 17 hallen zelf in gebruik gaat nemen en daarom is het aangewezen om voor de invulling bijvoorbeeld bij de buurgemeentes te gaan informeren of er interesse bestaat om een deel van hallen over te nemen voor laagdynamisch gebruik zoals bijv. opslag. In dit stadium zal ook de privé worden geïnformeerd wat de mogelijkheden zijn in het kader van het RUP dat dan op tafel moet liggen.”
Om alles nog eens op een rijtje te zetten:
1.De gemeente heeft niet de intentie om de 17 hallen met een indoor oppervlakte van 8.5 Ha zelf te houden. Het zal er een beetje aan liggen wat de vraag op gemeentelijk zal zijn, maar op dit ogenblik lijkt het er sterk op dat er op termijn zeker niet meer dan 5 hallen in handen zouden blijven van de gemeente.
2.Verder zijn er contacten op provinciaal vlak om wat sportfaciliteiten te creëren in enkele hallen. Men denkt in de wandelgangen hardop aan bijv. rollerskating, BMX en motorcross, maar de rest zou aan de privé sector worden aangeboden in functie van het RUP dat vanaf de onteigening mede door de gemeente kan worden opgemaakt.
3.In een RUP stelt een van de overheden (gewest, provincie maar in dit specifieke geval onze eigen gemeente) een nieuwe planologische bestemming voor van alle percelen van het “RUP-gebied” en onderwerpt het plan aan een openbaar onderzoek. Er zijn 10 categorieën bestemmingen: wonen, recreatie, bedrijvigheid, landbouw, bos, groen (“gemengd groen” en “park”), gemeenschapsvoorzieningen, lijninfrastructuur, ontginning. Voor de bestemmingen “bos”, “natuur” en “groen” is een extra GEN of GENO (samen VEN) overdruk mogelijk.
4.De Vlaamse Regering heeft in een besluit "stedenbouwkundige type-voorschriften" voor elke bestemming bepaald. Het zijn generieke maar indicatieve voorschriften waarvan een RUP kan afwijken en de specifieke voorschriften voor de plaats bepalen (wat men er mag doen), de inrichting van de verschillende functies en het beheer ervan (behoud van de plaatselijke typologische kwaliteiten, verplichtingen en verbodsbepalingen). Deze voorschriften kunnen enkel van stedenbouwkundige aard zijn en niet van sectoriële aard.
5.Net zoals voor de structuurplannen, zijn er gewestelijke, provinciale en gemeentelijke RUP’s. Deze laatsten regelen specifieke plaatselijke kwesties en kunnen dus op de gemeente geraadpleegd worden.
6.De gemeente kan enkel inspraak krijgen in het RUP nadat de onteigening effectief is ingezet. Indien dit niet gebeurd wordt het RUP opgemaakt op een ander niveau en zal de gemeente, indien er nog interesse zou bestaan om enkele hallen aan te schaffen, met een ander prijskaartje worden geconfronteerd. Op dat moment zal de gemeente zeer waarschijnlijk door de privé sector financieel buiten spel worden gezet en worden de beslissingen niet meer door Ravels genomen.
7.Net daarom is het zo belangrijk dat de gemeente het RUP opmaakt om de toegelaten activiteitsgraad te bepalen in de hallen. Op dit moment is er de intentie om KMO’s met een laagdynamische activiteit mee op te nemen in het RUP , dit alles in het kader om de lokale ondernemers mogelijkheden te bieden in eigen omgeving. Dit zou ook de plaatselijke werkgelegenheid ten goede komen om de streefdoeleinden te halen uit het gemeentelijke meerjarenplan.